Kleuronderzoeker, marionet of strateeg?

Hoe informatie uit historisch kleuronderzoek op een adequate manier kan worden omgezet in bruikbare restauratierichtlijnen en duurzame realisaties.

 
Hieronder is het artikel te lezen dat Ann Verdonck & Marjolein Deceuninck presenteerde op het Architectural Paint Research Conference in 2014 en dat zij tijdens het Kleurhistorisch Platform van 14 oktober 2010 presenteerde aan een Nederlands publiek. Klik hier voor het Engelstalige artikel.
 
INLEIDING
 
De doelstelling van onze voordracht is klaarheid en structuur te brengen in het complexe proces van ‘architectural paint research’ of zoals wij het noemen ‘historisch kleuronderzoek.’ We bekijken hoe de informatie uit historisch kleuronderzoek op een adequate manier kan worden omgezet in bruikbare restauratierichtlijnen en duurzame realisaties. Elke stap van het zogenaamde ‘decision-making’ proces en de inherent daaraan verbonden knelpunten en communicatieproblemen, zijn onderzocht en worden geïllustreerd aan de hand van vier representatieve cases.
 
stroomdiagramHET PROCES VAN HISTORISCH KLEURONDERZOEK
 
Een correcte communicatie is het sleutelwoord tijdens de implementatie van de onderzoeksinformatie, afkomstig uit historisch kleuronderzoek. In de diverse stappen van het proces zijn het vaak kleine maar desalniettemin cruciale aspecten die van de historisch kleuronderzoeker een marionet of een strateeg maken. Daarom is het substantieel dat we een overzicht geven van de verschillende fasen van het proces om vat te krijgen op de punten waar het kan mis lopen.
 
De offerte
 
De offerte is de eerste stap en het eerste contact in het proces. Het is absoluut noodzakelijk om dit document zo accuraat en specifiek mogelijk op te stellen en om in deze fase van het proces de klant correct te informeren over de taakomschrijving en methodologie van het vooronderzoek. De onderzoeker moet proactief de verwachtingen van de klant kunnen inschatten en mag niet aarzelen om op basis van zijn ervaring en expertise de nodige suggesties te formuleren. In deze fase van het vooronderzoek moet de historisch kleuronderzoeker zich opwerpen als specialist ter zake terwijl hij zich volledig bewust is van zijn vaardigheden maar uiteraard ook van zijn beperkingen. Indien de klant geen ervaring heeft met architecturaal kleuronderzoek, zal de onderzoeker hem gidsen en begeleiden doorheen het complexe proces.
 
Anderzijds is een omstandig wetenschappelijk onderzoek essentieel om inzicht te verwerven in de gebruikte materialen, technieken, afwerkingslagen en applicatiemethodes. Daarom is het de verantwoordelijkheid en de taak van de onderzoeker om een multidisciplinair team van erkende specialisten samen te stellen. Samenwerking is onontbeerlijk en elke deskundige levert zijn bijdrage aan de onderzoekspuzzel.
 
De start van het vooronderzoek
 
Bij de start van het vooronderzoek zal de klant het uitermate appreciëren als er op een klare en transparante manier wordt gecommuniceerd over aanvangsdata, deadlines, vergadermomenten en dergelijke. Als er een planning en timing is opgemaakt, dan is het belangrijk om deze timing te respecteren! Afspraken en praktische regelingen omtrent de toegankelijkheid van het monument, gebruik van water en elektriciteit, werfafsluiting, logistiek en opruimen van de bouwplaats moeten voorafgaandelijk of ten laatste bij de start van de werken uitgeklaard zijn.
 
De link van het historisch kleuronderzoek met de bouwgeschiedenis en het  onderzoek in het laboratorium
 
Een degelijke onderzoeksmethodologie is gebaseerd op een maximale link tussen het bouwhistorisch onderzoek, het kleuronderzoek in situ en de laboratorium analyse van verfmonsters of verfpakketten.  Geschreven en iconografische bronnen illustreren ondermeer de oorspronkelijke intenties van de ontwerper, de constructiemethode en de van het concept. Daarom is fundamenteel en wetenschappelijk onderzoek van relevante literatuur en primaire bronnen noodzakelijk om de bouwgeschiedenis te begrijpen en te reconstrueren.
 
Bovendien zal deze kennis de onderzoeker begeleiden om in situ de meest strategische locaties te bepalen voor het kleuronderzoek en de monstername.
 
Anderzijds is een goed onderbouwd restauratie- en behandelingsvoorstel gebaseerd op een grondige en volledige kennis van de aard, samenstelling en applicatie van het afwerkingspakket. Bijgevolg is de samenwerking met erkende laboratoria belangrijk bij de analyse van het aantal verflagen, de pigmenten, bindmiddelen en mortelsamenstellingen.
 
Het kleurhistorisch vooronderzoek
 
Tijdens de duur van het vooronderzoek is communicatie over de vondsten en overleg over de vordering van de werkzaamheden met de klant zowel als met de controlerende overheid noodzakelijk. Consultatie van en rapportering aan de toegewezen erfgoedconsulent van de (Vlaamse) overheid mag niet worden vergeten of onderschat. Door stapsgewijs de onderzoeksinformatie vrij te geven, introduceert de historisch kleuronderzoeker geleidelijk het behandelingsvoorstel. De ervaren kleuronderzoeker moet de vondsten op een klare en constructieve manier overbrengen aan de klant. Soms kan een didactisch en educatief bezoek aan vergelijkbare gevallenstudies bijdragen tot het situeren en naar waarde schatten van het uniek karakter van het monument enerzijds en het illustreren van duurzame restauratietechnieken en uitvoeringen anderzijds.
 
Eén van de knelpunten bij het formuleren van de restauratiestrategieën is de impact van hedendaagse comforteisen en energieprestatie normeringen op het beschermd monument. In vele gevallen is de hedendaagse standaard en het door de klant gewenste programma en de gebruikscapaciteit te belastend voor het monument. In dat geval is het de taak van de historisch kleuronderzoeker om, samen met de ontwerper en de erfgoedconsulent, de klant van hun visie te overtuigen in naam van het welzijn en de meerwaarde van het historisch pand. Een aangepast en uitgebalanceerd monumentvriendelijk management is hier aan de orde.
 
De volgende casestudie illustreert deze standpunten.
 

Case Braunschool, Gent (België) -17th eeuw[1]

 

De Braunschool is een Jezuïetencollege uit 1628-1666. Tijdens restauratiewerken aan het interieur worden markante sporen teruggevonden van muurschilderingen met als gevolg dat een alerte erfgoedconsulent onmiddellijk opdracht geeft tot stillegging van de werken om een urgentieonderzoek naar deze unieke schilderingen mogelijk te maken. Op zich al een ongelukkige start, gezien de belangrijkheid van dit monument, dat er geen grondig vooronderzoek is uitgevoerd voor de aanvang van de restauratiewerken.

Tijdens het onderzoek in situ worden vrij unieke muurschilderingen vrijgelegd. Grijsschilderingen in de vorm van florale motieven, beter gekend als arabesken, zijn volledig handmatig gepenseeld op een natte en half natte kalkpleister (fresco techniek). Een architecturale secco grijsschildering en een trompe-l’oeil van een raam vervolledigen dit fraai decorum. Restanten van deze laat renaissance, vroeg barokke grijsschilderingen zijn vrij zeldzaam in de Belgische context. Gelijkaardige muurschilderingen zijn terug te vinden in de Antwerpse Sint-Paulus & Jacobskerk.

 

De oorspronkelijke kalkpleister in de Braunschool is op een delicate wijze geborsteld op het baksteenmetselwerk als grondlaag voor de schildering. De pleistermortel is licht getint in de massa om naadloos aan te sluiten op de natuursteenbogen. In de loop der tijd raakten deze bijzondere muurschilderingen overschilderd door tal van monochrome kalkwitsellagen en enkele synthetische verven. Met behulp van het scalpel en een klein bikhamertje zijn deze latere overschilderingen zorgvuldig weggenomen en de muurschilderingen bleken relatief goed bewaard gebleven onder dit dikke pakket. Daarom stelde het onderzoeksteam een volledige vrijlegging en consolidatie voor van deze unieke vondsten.

 

Een grondig onderzoeksrapport, waarin de voorgestelde restauratie- en conservatievoorstellen met bijhorende bestekteksten zijn uitgewerkt en gemotiveerd, is voorgesteld aan de klant in aanwezigheid van alle betrokken partijen. Bovendien is volledigheidshalve ook nog een gedetailleerde raming opgemaakt van de meerwerken. Hoewel ons voorstel integraal is aanvaard en gesteund door de Erfgoedconsulenten, bleef het aanzienlijk prijskaartje van de meerwerken een pijnpunt voor de klant! Indien een grondige vooronderzoek was uitgevoerd voor de restauratiewerken zou dit budget ingecalculeerd zijn en de discussie over het belang en de uniciteit van de muurschilderingen veel vlotter verlopen zijn. Maar uiteindelijk haalden we toch onze slag thuis en kon de klant overtuigd worden van de meerwaarde voor zijn monument. In dit geval had de historisch kleuronderzoeker een substantiële rol als strateeg of decision-maker.

 
Rapportering van het historisch kleuronderzoek
 
Degelijke onderzoeksrapporten zijn cruciaal en mogen niet beperkt worden tot het communiceren van de vondsten maar bevatten eveneens restauratieopties en implementeringcriteria. Het inzetten van computervisualisaties kan helpen als educatieve tool naar de klant toe, om hem te engageren en bewust te maken van het belang van de restauratieopties. Een actieve, mondelinge presentatie en uiteenzetting van het rapport is een uistekende gelegenheid voor zowel de klant, de ontwerper en de erfgoedconsulenten om hun vragen, opmerkingen en commentaren te formuleren. In een gezamenlijk discours kunnen vervolgens de definitieve behandelingsvoorstellen en conclusies geformuleerd worden.
 
Implementatie van de resultaten
 
De fase tussen de rapportering en de implementatie ervan is uiterst riskant. Communicatieproblemen ontstaan op het ogenblik dat de resultaten van het vooronderzoek worden gepresenteerd zonder georganiseerd overlegmoment om de vondsten en voorstellen te beargumenteren. Er kan ook veel mislopen wanneer architecten zonder expertise terzake de voorstellen in onaangepaste bestekteksten gieten. Het is de verantwoordelijkheid van de onderzoeker om op een ondubbelzinnige manier de architecten te informeren over de vooropgestelde behandeling en beoogde resultaten. Op het moment dat de restauratieve uitvoering besproken wordt, zijn proefrestauraties onontbeerlijk. Zij helpen om zowel ontwerpers als uitvoerders bewust te maken van de subtiliteit en differentiatie van de voorgestelde restauratiemethodiek. Bijsturing en opvolging tijdens de uitvoeringswerkzaamheden zijn eveneens absoluut noodzakelijk om kwaliteit te garanderen. En tot slot zijn erkende restauratoren een conditio sine qua non voor een degelijke restauratie. De case van het Craeckhuys illustreert deze zesde stap in het proces.
 

Case Craeckhuys, Gent (België) – 16e eeuw[2]

 

Het Craeckhuys is een hal van 255 m2, overwelfd met een houten spitsbooggewelf en voorzien van natuurlijke verlichting via zes ramen in de noordgevel en zes in de zuidgevel. De hal dateert vermoedelijk uit 1511 en is gebouwd als tweede hospitaalzaal van het Bijloke Hospitaal.[3] Tijdens de 16e eeuw worden de wanden beschilderd met een witgrijze kalkverf en steenimitaties. Er zijn ook sporen van zwarte raamlijsten uit dezelfde periode teruggevonden. De bouwgeschiedenis van deze hospitaalzaal is vrij complex en meerdere decoratieve fasen zijn vrijgelegd tijdens het kleurhistorisch vooronderzoek. Naast de 16e eeuwse conceptfase is een 18e eeuwse decoratie teruggevonden en het was aan het onderzoeksteam om te beslissen en te motiveren welke fase getoond zou worden tijdens de restauratie. Uiteindelijk is gekozen voor behoud en conservatie van de meest interessante decoratieve interventie, deze van de conceptfase. Initieel had de klant de hospitaalhal willen hergebruiken en herinrichten als multifunctionele concerthal. Deze revitalisatie van het monument bracht enkele radicale akoestische en ruimtelijke aanpassingen met zich mee. De interventies van het onderzoeksteam hebben ertoe bijgedragen dat uiteindelijk voor een meer monumentvriendelijke functie is geopteerd, namelijk als concertzaal voor kamermuziek. Dit was meteen een eerste stap voor het behoud van het 16e eeuwse interieur. Een tweede belangrijke suggestie van het team was de garantie van een intensieve opvolging van de restauratiewerken door de erfgoedconsulent van de stad Gent. Hierdoor zijn enkele bijkomende sporen, zoals een open haard en enkele nissen, aan het licht gekomen tijdens de uitvoeringswerken. Dankzij de voortdurende alertheid van de erfgoedconsulent bleven deze vondsten gevrijwaard van door ‘overijverige’ aannemers.

 

In deze fase loopt het vaak verkeerd als de uitvoering, waarbij we voornamelijk denken aan het slopen en verwijderen van latere toevoegingen, gebeurt door aannemers met onvoldoende kennis, gevoeligheid en vakmanschap. Deze attitude kan leiden tot verkeerde beslissingen tijdens het restauratieproces waardoor unieke meesterwerken aanzienlijke schade kunnen oplopen.

 
Externe factoren
 
In sommige gevallen liggen externe factoren zoals de economische crisis, ingekrompen budgetten en dergelijke, aan de basis van de afzwakking van het initiële restauratievoorstel. Dat deze externe factoren niet onderschat mogen worden, blijkt uit de twee volgende gevallenstudies.
 

De woning Peeters te Deurne (België) uit de 20e eeuw[4]

 

Gaston Eysselinck (1907-1953), één van de toonaangevende modernisten van de Belgische architectuurscène, bouwt in 1932 de woning Peeters-Ceurvel in de Antwerpse regio. De gelijkenissen met het Maison Citrohan voor de Weissenhofsiedlung uit 1927 in Stuttgart van architect Le Corbusier zijn frappant. De ideeën van standaardisatie, massaproductie en onderhoudsvriendelijkheid, typerend voor de Franse Citroën gezinsauto, worden door Le Corbusier geïntroduceerd in dit woonmodel, beter gekend als de ‘machine à habiter’. Woning Peeters is het Vlaamse voorbeeld van deze ‘woonmachine’, of zoals in een publicatie in het tijdschrift La Cité wordt verwoord: ‘om het even welke machien bevat noch rader noch ketting waar er geen moet zijn, even zoo bij Eysselinck’s woonmachiene, zet hij tafel stoel en zetel waar deze hooren te staan.’ [5]

 

In 2005 is een omstandig kleurhistorisch onderzoek uitgevoerd inclusief proefrestauraties en laboratorium analyses om de restauratiestrategie te onderbouwen.[6] In de archieven wordt een ontwerptekening met de kleurstudie van de gevels van de woning Peeters ontdekt en opnieuw bestudeerd. [7] Deze ontwerpschets illustreert het kleurengamma beige, roestbruin, zwart, wit, blauw en geel op de gevels. De woning combineert dus op meesterlijke wijze een vernieuwend woonprogramma met een merkwaardig kleurenschema dat onder recentere, dikke verf- en/of pleisterpakketten tot op vandaag bewaard is gebleven. Technische problemen van de pleistermortel en meerdere transformaties hebben de beeldbepalende kwaliteiten van het monument aangetast. Voornamelijk de zwarte achtergevel, die onderhevig is aan grote temperatuurpieken, heeft te lijden onder barsten en scheurvorming. Diverse pleistermortels, van artisanale, traditionele tot commerciële systemen, zijn proefondervindelijk getest en geëvalueerd in situ. Rekening houdend met het kleurrijke, expressieve concept van Eysselinck enerzijds en de technische en constructieve problemen anderzijds, worden twee behandelingsvoorstellen weerhouden. Een eerste optie gaat voor het volledig verwijderen van het pleisterpakket, een grondige inspectie van het onderliggend metselwerk en de betonconstructie en het opnieuw aanbrengen van een basterdmortel, vergelijkbaar met deze uit 1932 maar met een isolerende raaplaag. Tot slot is een minerale voorzien om de oorspronkelijke te reconstrueren. De tweede optie gaat voor het behoud van alle historische lagen (de pleister van 1932, de synthetische pleister uit de jaren 1970 en het volledige verfpakket) en voegt hierop een gewapende isolatieplaat van 4 cm toe, afgewerkt met een dunne laag in de massa gekleurde minerale pleister.

 

Gezien het aspect van de originele pleister, de kleurintensiteit, de dikte van het pakket versus de architecturale detailleringen en de kiest het onderzoeksteam voor de eerste optie. Desalniettemin wordt de tweede optie uitgevoerd. Ondanks de substantiële kennis van de afwerkingslagen, materialen, technieken en applicatiemethodes die tijdens het historisch kleuronderzoek is verworven en de volledige coöperatie en steun van de Antwerpse erfgoedconsulent, beïnvloedde een externe factor, met name een sterk gereduceerd budget ten gevolg van de economische crisis, de uiteindelijke restauratie. Gelukkig bleef het historisch pakket volledig bewaard onder de isolatieplaten, wat deze interventie op elk moment omkeerbaar maakt.

 

De Sint-Niklaaskerk te Gent (België) 14e-17e eeuw[8]

 

Het voorbeeld van de Sint-Niklaaskerk is er één van een totaal verlies van controle ten gevolge van externe factoren. In dit geval waren garantievoorwaarden van een nieuw verfsysteem determinerend. Historisch kleuronderzoek op de wanden van de noordelijke zijkapellen van de Sint-Niklaaskerk bracht een uniek en vroeg voorbeeld van het streven naar perfectie van bouwmaterialen aan het licht. De drang om een bouwmateriaal zoals baksteen of natuursteen een perfect uitzicht te willen geven, waarbij elke ongelijkmatigheid als storend wordt ervaren, bepaalt de keuze voor een pleister- of gevelafwerking waarbij de steen wordt geïmiteerd en geïdealiseerd. Een zeer vroeg voorbeeld hiervan treffen we aan in de gotische Sint-Niklaaskerk te Gent waar tijdens het materiaal-technisch vooronderzoek van de noordelijke zijkapellen nog enkele 14e eeuwse en vroeg 17e eeuwse sporen van een vrij unieke Doornikse kalksteenimitatie zijn teruggevonden achter latere invullingen. Zowel het metselwerk in grote blokken Doornikse kalksteen als het baksteenparement zijn geëgaliseerd met een dunne laag blauwgrijze kalkmortel die vervolgens is afgewerkt met een steenimitatie van Doornikse kalksteen. De grijsblauwe genuanceerde die de kalksteen nabootst, is uitgevoerd in een kalkverf en de beige voegen zijn met een verbluffende nauwkeurigheid en regelmaat in olieverf gepenseeld. De van deze zeldzame afwerkingslaag is gemotiveerd door het historisch kleuronderzoek en aanvaard door de erfgoedconsulenten. Tot zover ging alles goed. De volgende stap in het onderzoek was het bepalen van het verfsysteem. Diverse verfsystemen, commercieel en artisanaal, zijn proefondervindelijk getest in situ en in het laboratorium zijn verouderingstesten uitgevoerd. De artisanale systemen met grijsblauwe kalkverf en beige olieverfvoegen waren zeer overtuigend. Het enige probleem was dat deze verf, door de restaurateur aangemaakt, geen garantielabel droeg. De garantie dat een gelijkaardig verfsysteem 6 eeuwen had overleefd, bleek niet te passen in de rigide verzekeringspolis en daarom is een commerciële kant en klare mét garantielabel gekozen. Deze ongelukkige beslissing resulteert vandaag in een mager afkooksel van de eens zo verfijnde en genuanceerde afwerking. Het hoeft niet gezegd dat in dit scenario de rol van de onderzoeker gereduceerd wordt tot marionet.

 
CONCLUSIE
 
Het discours behandelt het implementeren van het historisch kleuronderzoek in degelijk restauratiemanagement. In elke stap van het proces kunnen communicatiestoornissen ontstaan en kan men de controle verliezen. Afhankelijk van kleine maar cruciale momenten balanceert de onderzoeker tussen de status van strateeg of marionet. Twee gevallenstudies illustreren de impact van externe factoren zoals de economische crisis of het aspect van garantie. Gelukkig hebben we ook twee gevallen toegelicht waarbij de strategische rol van de historische kleuronderzoeker heeft geleid tot excellente restauraties.
 
[1] M. Deceuninck & H. VandenBorre, kleurhistorisch onderzoek van het interieur van de Braunschool, een 17e eeuws gymnasium van de Jezuïetenorde te Gent.
 
[2] M. Deceuninck, W. Vansteenkiste & H. VandenBorre, historisch kleuronderzoek van het 16e eeuwse interieur van het Craechuys, Gent 2006.
 
[3] G. Everaert, M.C. Laleman & D. Lievois, De tweede ziekenzaal van de Bijloke, Stadsarcheologie, volume 17, nr. 4, Gent 1993, p. 5-23.
 
[4]A. Verdonck & H. VandenBorre, kleurhistorisch onderzoek van de 20e eeuwse woning Peeters, Deurne 2005.
 
[5] Cantré, W., De Woonmachine – Gaston Eysselinck, La Cité: Brussel, vol. 11, nr. 7, 1933, p. 132.
 
[6] Decision makers: onderzoeksteam: A. Verdonck & H. VandenBorre (Examino cvba), restauratiearchitect: Sofie Beyen, erfgoedconsulent: Elke Denissen (Ruimte en Erfgoed Antwerpen, Vlaamse Gemeenschap) en de eigenaar/klant Erik Vangrieken.
 
[7] Design museum Gent, collectie Gaston Eysselinck.
 
[8] A. Verdonck, M. Deceuninck & H. VandenBorre, kleurhistorisch onderzoek van de noordelijke zijkapellen van de middeleeuwse Sint-Niklaaskerk, Gent 2005.
 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *