It’s the original, stupid!

Het is op feestjes lastig uit te leggen wat ik nu precies doe in het Gemeentemuseum en veel van mijn vrienden weten eigenlijk niet helemaal waar ik mijn dagen mee vul. Om daar een einde aan te maken besloot ik ze enkele jaren geleden uit te nodigen voor een presentatie van het project waar ik toen met veel plezier en inzet aan werkte. Ik ontwikkelde een model voor de zogenaamde expertisesites van het museum, met als eerste pilot de website www.delftsaardewerk.nl. Tijdens de presentatie vroeg één van mijn vrienden of ik niet bang was dat door het ontwikkelen van webpresentaties potentiële bezoekers van het museum zouden wegblijven. Ik putte me uit in een complexe uitleg van de veranderende rol van het en de verschuiving van on site naar online, maar merkte dat ik niet erg overtuigend overkwam.

In het publiek zat ook mijn oud-directeur Hans Locher. Bij het verlaten van de zaal gaf hij mij, zoals daarvoor al veel vaker, een goede raad. Ik zou in het vervolg bij dergelijke presentaties erop moeten wijzen dat alles uiteindelijk om het origineel gaat. Alles wat je onderneemt als museum, ook op het web, moet gericht zijn op het kweken van interesse in het origineel. En daarvoor moeten de mensen naar het komen. Eerlijk gezegd was ik niet meteen overtuigd van zijn gelijk. Ik dacht dat het museum zichzelf opnieuw zou moeten uitvinden als virtuele verschijningsvorm, los van gebouw en collectie. Sindsdien denk ik vaak terug aan de woorden van Locher en ik geef hem telkens alsnog gelijk.

De laatste keer dat dit gebeurde was tijdens een bezoek aan Parijs en Rouen afgelopen najaar. In het Petit Palais te Parijs werden wereldberoemde kunstwerken getoond. Er waren absolute topstukken te zien uit nabijgelegen musea als het Louvre en Musée d’Orsay, en buitenlandse musea als de Alte National Galerie (Berlijn), National Gallery (Londen), Pinacoteca di Brera (Milaan)en Gallerie dell’Accademia (Venetië). Het was een feest der herkenning voor iedereen die zelfs maar een beetje thuis is in de geschiedenis van de schilderkunst. Girogione’s Tempesta, De Bruiloft van Kana van Veronese, La grande Odalisque van Ingres, Dejeuner sur l’herbe van Manet en nog veel meer beroemde werken van Rembrandt, Vermeer, Delacroix, Gauguin, Turner en ga zo maar door. Toch stonden er geen rijen voor de deur en waren de zalen van deze tentoonstelling niet drukker dan de rest van het museum.

In Rouen, 135 km van Parijs was de tentoonstelling Une ville pour l’impressionnisme, Monet, Pissarro et Gauguin à Rouen te zien in het plaatselijke Musée des Beaux-Arts. Ook hier werden zeer beroemde kunstwerken van grote meesters getoond met als hoogtepunt een selectie uit de serie schilderijen van de westelijke façade van de Kathedraal van Rouen door Monet. De kunstenaar maakte tussen 1890 en 1894 meer dan dertig werken met dit onderwerp die in de loop der tijd verspreid zijn geraakt over de hele wereld. Er zijn exemplaren terechtgekomen in museale in Parijs, Washington, Williamstown, Essen, Hakone, Riehen etc. In Rouen werd een deel van deze werken naast elkaar in één zaal getoond. Voor het stonden lange rijen bezoekers en de zalen van de tentoonstelling waren overvol. De rest van het museum met een indrukwekkende vaste was zo goed als leeg.

Het is niet moeilijk om het verschil in belangstelling te verklaren. In de tentoonstelling Révélations : une odyssée numerique dans la peinture van het Petit Palais werden niet de originele werken getoond maar (zeer hoogwaardige) gefilmde of in 3D geprojecteerde interpretaties. In Rouen zorgde het unieke feit dat een deel van de beroemde werken nu bij elkaar te zien waren, nota bene in de stad waar ook het onderwerp zelf, de kathedraal te bezichtigen was voor de enorme toeloop. Blijkbaar is het publiek gevoeliger voor het origineel, vooral als het tijdelijk in een bepaalde te zien is.

De vraag of het zich bedreigd moet voelen door de toename van digitale verschijningsvormen kan ik inmiddels met grote overtuiging ontkennend beantwoorden. Daar waar bijvoorbeeld bibliotheken met het van hun serieus moeten nadenken over hun bestaansrecht, kunnen musea gerust ademhalen. Uiteindelijk hebben wij het enige echte kunstwerk en ons unieke gebouw om het in te tonen. Met dank aan Hans Locher.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *